Dag 33: Builenpest?

Vandaag zit ik lekker in het zonnetje. Op de achtergrond zingt het geklingel van de windgong. Er staat een aardige bries. Mijn haren wapperen voor mijn gesloten ogen heen en weer en werpen donkerrode schaduwen over het oranjerood dat ik door mijn gesloten oogleden heen zie. Ik voel me blij. Zojuist heb ik ontdekt dat de zaadjes in mijn mini-moestuin aan het uitkomen zijn, na vijf dagen al! Oosterse raapstelen, broccoli, snijbiet. Tere groene blaadjes die uit de aarde tevoorschijn komen. Nieuw leven.

Ik zit heerlijk ontspannen met mijn benen op een stoel van de zonnewarmte te genieten. Mijn gedachten kabbelen wat en langzaam maar zeker voel ik hoe ik steeds dieper in mijzelf wegzak. Mijn ogen draaien omhoog, achter de oogkassen. Het oranjerode licht krijgt wat meer kleurschakeringen. Mijn gedachten verstillen.

Ik voel een aantal mensen om me heen en vraag vriendelijk of ze om de beurt om mijn aandacht willen vragen. Een jonge vrouw met lange, donkerblonde haren komt voor me staan. Ze heeft een omslagdoek, een hemd en een rok van grofgeweven stof in onbestemde kleuren aan. Haar haren klitten een beetje, hangen los en golven licht. Haar ogen hebben een groenbruine kleur. Ze is mooi, fijngebouwd bijna.

Ik neem haar handen in de mijne. De jonge vrouw kijkt me bedroefd aan, radeloos, maar ook hoopvol nu ze mij heeft gezien. Ik laat me meetrekken naar een houten met wilgentenen langhuis. Erbinnen, op nog geen twee meter van de ingang, staat een klein ledikant op de platgestampte aarde. Eromheen staat niets. De jonge vrouw wijst me haar kind, maar blijft op een veilige afstand staan. Ze durft het niet aan te raken. Het meisje is nog geen jaar oud volgens mij. Ze ligt slap en wit in het bedje. Haar huid is overdekt met roodachtig gekleurde builen. Ik voel hoe de jonge vrouw mijn hulp verlangt, maar ik weet helemaal niet wat te doen.

Ik blijf een tijdje naast haar naar haar dochtertje kijken. Dan werp ik een blik in hun toekomst. De jonge vrouw zal zelf ook niet aan de ziekte ontkomen, zie ik. Ik pak het meisje met zorg op uit het met zweet doordrenkte ledikant en leg het voorzichtig in de armen van de jonge vrouw. Ik weet niet precies hoe ik het gedaan heb, maar ik heb haar duidelijk kunnen maken dat ze haar lot niet zal ontlopen en dat ze dus net zo goed kan genieten van het laatste contact dat ze met haar dochtertje zal kunnen hebben.

Ik blijf bij haar, spring een stukje vooruit in de tijd en zie hoe zowel zij als haar baby, nu met glimmende zwarte builen overdekt en de huid van hun gezicht groenig, wasachtig, ingevallen, in een flinke kuil gelegd worden. Een tiental medebewoners van het dorp zijn er eerder al ingegooid en liggen in een wirwar van ledematen door elkaar. Ik begrijp hoe de overgebleven dorpelingen zo min mogelijk fysiek contact met de zieken wilden, maar nog altijd een diep respect voor hen voelen. De jonge vrouw is niet dood, maar wel heel ver heen. Zo ver, dat ik haar met haar dochtertje in haar armen naast me zie staan. Vrij van ziekte, vrij van lichaam. Ze kijkt met mij en de andere dorpelingen naar de lichamen in de kuil. Ik help haar kijken. Ik help haar zien dat zij en haar dochter er ook tussen liggen. Ze lijkt te begrijpen wat er is gebeurd.

De dorpelingen steken een groot vuur aan in de kuil en bedekken hun monden en neuzen met doek tegen de gore walm. De lijken verbranden. Als het vuur het laatste restje leven uit de vrouw heeft gebrand, draait ze zich van me weg en loopt naar de horizon, haar dochter nog altijd liefdevol in haar armen gesloten. Ze lost langzaam op in het licht van de dalende zon. Zelf blijf ik nog een tijdje tussen de dorpelingen naar het smeulende vuur staan kijken. Als er niets meer dan sintels overgebleven is, gooien ze de kuil dicht en vertrekken stil. Een paar jaar later is de braakliggende grond overgroeid met roodbruine veenplantjes. Berkenbomen omzomen de uitgestrekte open plek. Het verdriet is overgroeid. De natuur leeft verder.

image

Ik heb het een en ander nagezocht en waarschijnlijk gaat het hier -als wat ik tijdens de meditatie heb meegemaakt enige realiteitswaarde bezit natuurlijk- om De pest van Justinianus.

2 Reacties op “Dag 33: Builenpest?

  1. Heftig 😮

Plaats een reactie